Vandaag is de productieleider er niet. Er is wat meer rumoer dan anders en de radio staat harder. De mensen praten harder, lopen meer rond en vaker dan anders gaat er een tweetal naar buiten om even een sigaretje te roken.
De locatiemanager draagt een felgroen overhemd en een brede stropdas met breder groenrode banen.
In de pauze gaan we naar boven om koffie te halen. Iemand begint met zijn voeten
op de houten vloer te trommelen en anderen nemen dat over. Beneden is er iemand
aan het roepen. Ik ga kijken wat er aan de hand is en loop naar de balustrade
toe. Het scheelt niet veel of ik val over de rail die vorige week is aangelegd
door bouwvakkers om een wandje in te kunnen plaatsen. Maar het gaat goed en
als ik naar de begane grond kijk, zie ik dat er iemand bezig is de brandslang
af te rollen.
De lange meewerkend voorman zegt nergens wat van, heeft het niet zo in de gaten.
En de andere meewerkend voorman is met een paar mensen in een auto weggereden,
blijkbaar heeft hij een klusje buiten de deur.
Er is een nieuwe deelneemster vandaag. Ik ken haar van de workshop en maak al snel een praatje met haar. Ze komt bij me aan tafel zitten. Eerst vouwen we folders en als die klus klaar is gaan we weer verder met de schroeven. Normaal brengen de meewerkend voormannen voorraden naar de tafels maar vandaag niet. Ik ga diverse keren zelf op zoek naar enveloppen, ringetjes voor de schroeven of rubbertjes.
Voorman wil contract, of wij positief willen doen
Nu de productieleider er niet is, maakt een van de meewerkend voormannen van
de gelegenheid gebruik om te vragen of we positief over zijn functioneren willen
doen tegenover de nieuwe productieleider die het eind april komt.
Ik vind het ongelooflijk dat hij zoiets aan een van mijn collega’s vraagt, maar
ze zegt dat hij dat echt wel bedoelde. Een andere collega zegt dat ze hem niet
goed vindt en niet slecht. Ze vindt hem niet een echte baas.
Als de pleuris uitbreekt loop ik weg, dat weet ik wel. En ik zal altijd een
mobieltje bij me hebben, voor het geval het echt misgaat en mensen zich zo uit
de tent gelokt voelen dat ze ontploffen van woede. Dat is niet ondenkbaar.
Sommigen gaan vandaag iets eerder weg dan normaal.
De laatste dagen wordt er veel gezeurd over de koffie.
Degene die de koffie verzorgt zegt: “Omdat het niet vrijwillig is, klagen mensen
overal over, dan is’ie weer te slap, dan weer te sterk. Het is nooit goed.”
Ze heeft er ook de pest over in dat de middagploeg niet schoonmaakt.
Iemand van SagEnn heeft eerder gezegd dat er bij de middagploeg wel iemand was
die schoonmaakte. Dat blijkt dus niet waar te zijn.
De rotzooi op de kantoortjes schijnt zich nogal op te hopen.
Vandaag was het schoonmaakrooster weg en de receptioniste weigerde het nog eens
uit te printen.
Een aantal collega’s wordt op de lijst gezet voor een functie bij de Drie Gasthuizen,
gastvrouw. Elke ochtend van 8 tot 10 uur, in totaal 10 uur in de week. Daar
kom je absoluut niet mee uit de bijstand. En het is maar tijdelijk, voor de
zomer.
Waarom ik niet voor die functie ben voorgedragen, wordt me gevraagd.
“Dan moet je niet bij mij zijn, maar bij SagEnn.” zeg ik.
“Waarom de een wel en de ander niet?”
“Dat weet ik echt niet!”
De locatiemanager draagt zijn kiwikleurige overhemd weer.
Af en toe gaat er een boormachine aan of een zaagmachine. Het afmaken van de keuken boven is nu in handen van een bedrijf. Dat levert af en toe enorme herrie op van de machines.
“Tel je nog met hoeveel we zijn?” vraagt een collega mij.
“Dat is geen doen. Er zijn altijd wel een paar lui weg, boven of een sigaretje
roken buiten en elke week komen er een paar nieuwe bij,” antwoord ik.
Naar huis?
We hebben weinig rubbertjes. Een collega zegt dat we naar huis mogen als de
rubbertjes op zijn.
Een collega komt bij onze tafel staan en kijkt of we niet geobserveerd worden
door het raam van het kantoortje op de eerste verdieping.
“Het gaat niet om de productie maar om hoe je werkt. Dat is de achterliggende
gedachte hier.” Deze collega vermoedt blijkbaar een achterliggende gedachte,
ik niet meer zo. Daarvoor vind ik het te amateuristisch.
Hij stopt een hoop rubbertjes in de broekzak en loopt weg.
Een vrouw aan tafel zegt: “Dus nou maakt hij voor mij uit dat ik vroeger naar
huis wil.”
Als alle rubbertjes aan onze tafel op zijn, ruimen we de tafel leeg. Ik zie
twee vrouwen het pand uitlopen. Het is bijna elf uur. Normaal werken we tot
half één. Ik gooi wat overgebleven ringetjes in een doosje, zet m’n stoel op
de kop op de tafel en ga mijn handen wassen. De anderen van onze tafel doen
hetzelfde.
Of toch niet naar huis....
De meewerkend voorman komt de wc-ruimte in.
”Dames, jullie moeten eerst de groep aan de tafel waar nog wel rubbertjes zijn
helpen zodat jullie allemaal tegelijk naar huis kunnen.“
Ik zeg: “Nou moet je niet tegen mij beginnen. Er zijn al mensen weg.“
“Nee,” zegt hij, ”Die hebben we teruggehaald.”
“Er zijn echt mensen al naar huis gegaan hoor!” houd ik vol.
“Wie dan?”
“Ik noem geen namen, ik ga hier niet zitten klikken.”
Later zie ik dat de twee vrouwen inderdaad weer binnen het gebouw zijn. Iedereen
moet binnenkomen.
De meewerkend voorman laat de grote garagedeuren deuren weer dichtgaan zodat
we niet weg kunnen.
De vloer wordt geveegd en er is maar één bezem. Iedereen wacht en iedereen denkt
aan zijn uitkering. We staan letterlijk en figuurlijk met de rug tegen de muur
Op weg naar huis rijd ik met een collega op. Die vertelt dat de meewerkend voorman
heeft gedreigd dat zij en het groepje waar ze bij stond wel tot half één moesten
blijven als ze niet zouden meewerken met vegen op het laatst. Ze is boos en
vindt het niet terecht. Ze houdt zich namelijk altijd keurig aan de regels en
dan nou dit.
Wc-rol in de plee...
De heren-wc zat gisteren verstopt. Waarschijnlijk heeft iemand er een wc-rol
in geduwd.
“Wie hem heeft ontstopt?” vraag ik.
De meewerkend voorman schijnt het te hebben opgelost. Ja, hij heeft er belang
bij dat het lijkt of alles op rolletjes loopt. Hij wil een contract.
We moeten we folders in enveloppen stoppen. Het zijn uitnodigingen. Het zijn
er 21.000. Dat is niet veel. Onze tafel is vies, maar de vloer is wel geveegd,
zo te zien.
Twee collega’s zeggen dat de tafel vies is en de productieleider pakt een bezem
en vraagt of we de stapels enveloppen en folders eraf willen halen. Met de bezem
veegt hij erover heen.
“Hier,” zeg ik en wijs een plek aan. Hij veegt daar.
“En hier,” zeg ik, nu dan eindelijk toch enthousiast geworden voor het project.
Hij zegt: “Jôh, hou op, dadelijk borstel ik je gezicht even.”
De folders moeten met de rug in de envelop gestoken worden. Een vrouw doet het per ongeluk het verkeerd om. Pas na een tijdje krijgt een van de meewerkend voormannen dat in de gaten. Hij zucht omdat hij het zo dom vindt.
Het schroeventijdperk schijnt nu definitief voorbij te zijn. Ik had de geruchten daarover wel gehoord maar nu er een vrachtwagen komt die de pallets met dozen ophaalt, ook met de dozen waarin overgebleven schroeven zitten, geloof ik het echt.
Er zit een nieuwe aan een andere tafel. Het is een vrouw met een hoofddoek
om. Ik vraag aan een meewerkend voorman of hij al heeft gevraagd waar ze vandaan
komt.
“Nee, dat is niet beleefd,” zegt hij.
Ik zeg: “Weet je wat mij voor een onbeleefde vragen zijn gesteld hier?”
Hij kijkt mij verwachtingsvol aan. Mijn buurvrouw weet waar ik op doel.
Een Turkse mevrouw heeft mij vorige week gevraagd of ik maagd was.
Ik zeg tegen hem: ” Nee, dat kan ik niet vertellen dat is onbeleefd.” Mijn buurvrouw
schatert het uit. Ik denk dat verder niemand weet waar dit over gaat, alleen
wij twee. Ik zeg tegen de meewerkend voorman:”Jij bent heel netjes opgevoed
hè?”
“Mijn moeder heeft haar best gedaan.”
Die ene, hoe heet ze toch?
Een Koerdische vrouwen is er vandaag niet. Haar vriendin vraagt of ze zich ziek
heeft gemeld. De productieleider weet niet precies wie ze bedoelt.
“Gaat dit soms over die ene, die met dat leren jasje?” Hij heeft geen flauw
idee hoe die heet en gaat naar het kantoortje om te kijken op de lijst.
Een collega zegt tegen mij dat de vrouw beter haar mond had kunnen houden. Nu
wordt het ineens een onderwerp, het was anders misschien niet opgemerkt. Niemand
weet de achternaam van de vrouw die er niet is. Iedereen gaat ineens naar namen
vragen.
Een collega komt vast te zitten in haar stoel. Ze heeft haar voet in de ronde ijzeren stang gestoken die om de poot van de verstelbare stoel zit. Daarbij raakte ze per ongeluk de hendel. De zitting zakte naar beneden en ze raakte vast. Ik begin wat te sjorren aan de stoel. Ze raakt los maar schopt de andere voet hierbij zo hard tegen de tafel dat ze nu aan allebei de benen een flinke blauwe plek moet hebben.
Werk in kassen
Ze komen hierheen. Vanmiddag. Om kwart voor twaalf komt er iemand een presentatie
geven. Het gaat over werk in de kassen. Dat wordt ons in de pauze verteld.
Een collega die daarvoor op de lijst staat zegt: ”Ik moet dus hier blijven.”
Een allochtone collega die het allemaal zo snel niet heeft kunnen oppikken,
vraagt wat er nou is om kwart voor twaalf. Ik zeg dat het voor ons allebei niet
van belang is, dat wij gewoon naar huis kunnen. Wij hebben ons geen van beiden
opgegeven.
Voor deze vrouw is het Nederlands soms te moeilijk. Ik word er soms moe van
omdat ik haar niet begrijp. Soms knik ik gewoon maar. Voor haarzelf zal het
ook wel knap vervelend zijn.
We zijn vandaag met 29 man.
Pallets schoonmaken ‘op locatie’
Gisteren is er een groepje weggeweest om pallets te stapelen. De rest van de
middagploeg heeft gisteren vrij gekregen, nadat ze de zaal hadden geveegd. De
mannen die naar de pallets zijn geweest, krijgen volgende week compensatie.
Vanmiddag gaat er weer groepje. Het is rotwerk zegt de meewerkend voorman. “
Nog één dagje en dan ben ik er vanaf,” zegt hij. Maar hij zegt ook dat het niet
zeker is dat het vanmiddag afkomt en dan moeten ze nog een keer terug.
De locatiemanager draagt vandaag een lichtgeel overhemd en een rood jack.
“Weet je al wat we moeten doen?”
“Nee, wat dan?”
“Nou het is niet best, maar dat merk je zo wel.”
Ik denk: “Gôh: zouden we karbonaadjes in moeten pakken of garnalen pellen?”
Maar ik zeg:”Ik dacht dat er misschien niks zou zijn.”
Een collega hoort dat en zegt:”Ja, dat dacht ik ook.”
Deze collega vindt de hele toestand wel grappig. “Ze gaan ten onder aan hun
eigen flauwekul.”
Er is geen werk, alternatief programma
Er is geen werk. Een meewerkend voorman zegt dat de productieleider nog met
de locatiemanager aan het praten is. Dat hijzelf en de productieleider het niet
eens zijn met wat de locatiemanager wil. En een andere SagEnn medewerker is
ook niet zo enthousiast.
Ik hoor dat het gedrag van de locatiemanager de nodige irritatie opwekt bij
de andere SagEnn-medewerkers. Hij komt vaak pas om een uur of tien binnenzetten,
met een autoritaire houding.
De locatiemanager komt later in de kantine met de productieleider erbij. De
manager steekt van wal.
Ga maar vragen om vacatures bij de buren
“We hebben vandaag een bijzondere situatie. Twee opdrachten zijn uitgesteld
en we hebben geen werk. Wie wil, mag straks naar huis. Verder hebben we een
programma bedacht en dadelijk wil ik graag van jullie weten wie waarvoor kiest.
“
Hij wil ons in koppels de straat op te sturen om SagEnn voor te stellen bij
de andere bedrijven in de buurt en daar om werk te gaan vragen. Je moet dan
noteren wie daar te bevragen is voor werk en een visitekaartje afgeven.
Er kunnen ook koppels naar buiten gaan om zwerfvuil te ruimen. Verder zijn er
allerlei werkzaamheden in het pand te doen: de fietsenrekken die gisteren zijn
gebracht moeten worden vastgezet. Je kunt gaan schoonmaken, en er zijn wat technische
klussen te doen. Verder kunnen er mensen wat vacatures gaan kopiëren.
De bedoeling was dat er ook mensen op de computers konden gaan zoeken naar vacatures
op internet maar het netwerk ligt plat. Dat mag je dan ook thuis doen.
Dat wil ik, ik wil naar huis.
De productieleider vraagt of er mensen zijn die mee willen naar Schaik om de
klus met de pallets af te maken. Niemand biedt zich aan. Ook niet voor de andere
klussen. Er heerste een gelaten stilte.
De locatiemanager zegt: ”Ja, ik kan ook mensen gaan aanwijzen.”
Dat vind ik niet zo’n handige opmerking, want daarnet heeft hij gezegd dat we
naar huis mochten. Hij valt blijkbaar uit zijn rol.
De productieleider heeft op hem ingepraat en gezegd dat hij het niet te hard
moest spelen. Hij maakt nu tegenstrijdige opmerkingen, daarmee maakt hij er
helemaal een potje van.
De productieleider gaat de mensen in de kantine persoonlijk aanspreken en vragen:
“Zou jij willen schoonmaken?”
Kopiëren, schoonmaken en klussen
Uiteindelijk is er een groepje van vier mannen dat wat technische dingen gaat
doen, een paar vrouwen gaan kopiëren en een groepje vrouwen gaat schoonmaken.
Later loop ik naar beneden. Daar staan de productieleider en een van de meewerkend
voormannen.
“Zo, jullie zijn ook blij dat jullie geen vast contract hebben?” zeg ik lachend.
“Ik ben hier de volgende week en de week daarna nog,” zegt de productieleider.
Hij krijgt tenminste salaris. De meewerkend voorman werkt voorlopig altijd nog
zonder contract en zonder salaris, met behoud van uitkering.
Een collega zegt tegen de productieleider dat ze daarnet in de kantine wel even
tot tien heeft zitten tellen. e wil de gemeente bellen en ze wil direct uit
het traject van SagEnn, is erg boos.
De productieleider zegt dat zij de locatiemanager de gelegenheid moet geven
om op haar grieven te reageren. Hij probeert het vuur te blussen maar dat lukt
niet.
Ik schrijf snel mijn naam op de lijst van mensen die thuis gaan internetten
en loop naar buiten.
Een collega noemt SagEnn ‘niet motiverend’. De organisatie is superslecht. Soms
heeft zijn er wel vier mensen van SagEnn die met allerlei banen en gesprekken
aan komen zetten. Het is totaal onoverzichtelijk geworden.
Bij mij ligt het anders. Mijn consulente komt nooit naar me toe met vacatures
of suggesties en ook spreek ik haar weinig over andere zaken. Ook andere SagEnn
consulenten komen nooit met vacatures naar mij. Alleen de leidinggevenden op
de werkvloer spreek ik wel.
Bang voor strafkorting op de uitkering
De collega is heel bang voor een strafkorting op de uitkering wanneer je kritiek
op SagEnn hebt.