Te mooi van binnen
Van een collega hoor ik dat hij Jezus vorige week was tegengekomen. Jezus was
emotioneel zo gevloerd door die twee dagen in de werkfabriek dat hij niet meer
wilde komen. Hij heeft gezegd dat hij van binnen zo mooi was dat hij de anderen
niet kon verdragen. Ik vind het een giller én een luxe probleem. Waar hij nu
van leeft, is niet duidelijk.
Een collega zegt dat hij het liefst eind deze week weg wil zijn. Hij voelt dat hij zich gaat aanpassen. Dat is zorgelijk. “Ja,” zeg ik, “ zo voel ik het ook.” Ik merk aan mijzelf ook dat ik me ga aanpassen. Maar als ik straks hier wegga, wil ik nog wel een beetje mee kunnen met het normale leven en dat is andere koek.
“Wie het nou nog niet snapt....”
Er liggen stroken met stickers op tafel en er staan dozen klaar waar Poolse
boekjes in zitten met voorbeeldknopen voor scoobidoo touwtjes. Dat is nieuw.
De meewerkend voorman komt langs en zegt: “ Voor wie het nou nog niet begrepen
heeft, de stickers moeten op de boekjes, achterop onder het artikelnummer.”
Iemand zegt: “Nou dit is nieuw dus we hadden het nog niet kunnen begrijpen.”
Ik vind het een soap zo onderhand en houd mijn lachen in.
Een collega heeft nooit meer wat vernomen over het baantje als parttime schoonmaakster.
Ik zeg dat ik de indruk heb gekregen dat die vacatures zijn ingetrokken na de
hijgerige reactie van SagEnn. Die werkgever wil vast niet overspoeld worden
met kandidaten. Eentje is genoeg. Dat is mijn reconstructie. “Bovendien,” zeg
ik, “SagEnn krijgt die bonus helemaal niet als ze iemand in die baan plaatsen,
want dan moeten ze iemand fulltime en voor zes maanden geplaatst hebben. Volgens
mij komen ze alleen maar met dat soort vacatures aanzetten om ons op stang te
jagen en te masseren voor het feit dat dergelijke dingen eraan zitten te komen.
Ga maar na: het chauffeursbaantje, de baan voor een gastvrouw voor tien uur
per week, en zelfs het kippenvangen, het waren allemaal parttime baantjes. En
ze hebben steeds meerdere kandidaten gepolst.”
Maar de collega zegt dat ze de laatste tijd niet meer zo met ‘vacatures’ komen
aanzetten.
Ik zeg: “Het gekke is dat ze bij elke vacature wel een gesprek van een uur hielden
om iemand te polsen Dat is lang. Waarom niet pas serieus op de zaak ingaan als
het ook serieus een optie wordt? Ik vind het raar.”
De nieuwe productieleider komt naar de tafels toe en zegt: “Hallo dames en
heren!!! Ik wil eigenlijk wat zeggen.”
Een van de meewerkend voormannen is vandaag de gesprekken aan het plannen dus
is hij ‘van de werkvloer gehaald.’ Een collega van ons, dat is S, neemt zo lang
zijn taak over.
Ik vraag de productieleider wat nou precies de bedoeling is met die gesprekken.
Het is mij niet duidelijk of je consulent en een voorman er bij zitten of niet.
Ik zeg dat ik het liever één op één heb.
“Dat kan,” zegt hij. Ik heb geen flauw idee waar hij met dat gesprek naar toe
wil maar ik ben niet van plan om in diepe introspectieve toestanden terecht
te komen terwijl het er alleen om gaat dat ik nu geen baan heb. Dat is geen
ziekte en geen gebrek. Het is vervelend maar werkloosheid is een realiteit.
Iemand riep ergens in het voorbijgaan dat bij zo’n gesprek je sociale vaardigheden
aan de orde komen en hoe je omgaat met conflicten. Alsof werkloosheid per sé
aan zulke dingen te danken is. Ik vind het echt van de ratten besnuffeld.
Er wordt een lijst opgehangen waarop je kunt aangeven wanneer je op vakantie
wilt. Dat moet je voor 23 mei doen. Daar is ook een vak voor een paraaf van
de casemanager van de gemeente. Maar die zal heus niet hierheen komen om een
paraaf te zetten. Of je zelf toestemming moet vragen of dat SagEnn dat doet,
is onduidelijk.
Iemand bij ons aan tafel zegt dat ze zulke dingen niet meer doorgeeft aan haar
casemanager maar aan de administratie. Dat werkt beter.
Turkse vrouwen willen zes weken weg. Maar dan moeten ze twee weken uitkering missen. Ze vragen hoe het precies zit. Het antwoord is natuurlijk dat ze daarover contact moeten opnemen. Met wie is niet duidelijk.
Ook vandaag is S. werkzaam als plaatsvervanger van de meewerkend voorman. Hij
is eigenlijk net als wij werkloos maar nu is zijn positie gestegen. Ik zeg tegen
hem dat hij nu vast gaat veranderen. Dat heb ik bij de andere meewerkend voormannen
ook gezien. Maar hij zegt van niet.
“Daar houd ik je aan,” zeg ik.
“Goed.”
Consulente verprutst sollicitatie
Om half tien komt een van de meewerkend voormannen. Hij heeft nu andere werktijden.
Ik vraag hem hoe het nou zit met die gesprekken. Hij zegt dat ze op 12 en 13
mei gaan plaatsvinden en misschien nog een andere dag. Je consulent moet er
volgens hem wel bij zitten. Ik zeg dat ik daar niet zo op zit te wachten want
zij heeft niets voor mij gedaan en kent me amper. Hij zegt dat dat toch wel
de bedoeling is en dat ik dan mijn klachten kan uiten. Hij vraagt wie mijn consulente
is.
“Oh, die.” Dan vertelt hij over een werkloze collega die drie weken geleden
al in een baan had kunnen beginnen. Hij had dat bijna rond maar de consulente
zei: “Geef je CV maar dan regel ik het wel.”
Dat is nooit gebeurd en nu werkt hij nog bij ons. Ik zie hem een tafel verder
staan inpakken. Ze heeft hem dus een baan door de neus geboord. Mooie boel!!!
Ik begin me zo onderhand af te vragen wat die mensen hier bezielt. Bemiddelen
naar werk is hier niet iets dat op de agenda staat. Dat lijkt me nou zo zachtjes
aan wel duidelijk.
De man die ze het baantje als kippenvanger probeerden op te dringen heb ik al twee weken niet meer gezien. Ik hoorde wel dat hij werk had gevonden maar wat voor werk weet ik niet.
Vandaag pak ik boekjes in. In elk plastic zakje gaan 24 boekjes. Zes van die zakjes gaan in een doos. Die dozen gaan op pallets. Daar gaat dan weer plastic over heen.
Oude bekenden komen terug
Vandaag zie ik twee oude bekenden. Die twee zijn een paar weken geleden weggegaan
omdat ze een baan hadden. Blijkbaar is dat toch niet helemaal goed gegaan. De
één gaat aan tafel mee zitten werken, de ander schijnt op cursus te moeten en
verdwijnt naar de ruimte met de computers. Maar hoe het precies zit, weet ik
niet. De voorman kennelijk ook niet want iemand hoorde hem zeggen:”Hé wat doet
hij hier? Die was toch weg?”
Het valt me steeds zwaarder allemaal. Uit de nota van de gemeente over dit
gebeuren blijkt dat ze de namen van diegenen die ze hier in deze hal wilden
stoppen al in februari op papier hadden. Waarom werd ik dan pas tien dagen van
tevoren geïnformeerd? Dat vind ik onbehoorlijk.
Waarschijnlijk hebben ze er ook over nagedacht hoeveel autochtonen en allochtonen
ze hier hebben geplaatst. De meeste hier zijn van allochtone afkomst, ik schat
zo’n viervijfde.
Er is vandaag ook een nieuwe jongen. Hij is Nederlands. De nieuwe jongen is energiek en praat gewoon met de anderen. Daar ben ik blij om, sommigen hier praten aan een stuk door en anderen zeggen nooit wat. En weer anderen willen wel graag een babbeltje maken maar spreken het Nederlands niet zo geweldig. Maar ze begrijpen het Nederlands allemaal wel behoorlijk goed. Ik zeg dus gewoon wat ik wil en als ze het niet begrijpen dan probeer ik het nog eens, maar dan soms wel met iets simpelere zinnen.
Een middelbare Surinaamse man stopt me een krant toe in het Papiaments. Met mijn Spaans en Engels zou ik een heel eind moeten kunnen komen. Ik vind het wel leuk om die krant te lezen, voor zover dat gaat. Vanavond maar eens kijken. Hij koopt elke dag deze krant maar hij leest ook veel Nederlands kranten. Hij weet nog niet of hij wel gaat stemmen voor de grondwet van Europa. Ik zeg dat ik wel ga.
Een andere collega krijgt van SagEnn begeleiding bij het opzetten van een eigen bedrijf. Dat zou zich binnen drie maanden moeten bedruipen. Hij wil graag weten wat de mogelijkheden zijn, waarbinnen hij zich kan bewegen, qua Sociale Dienst enzovoorts. SagEnn wil dat uitzoeken. Ze hebben mij ook gezegd dat ik die kant op kon. Dan zou ik naar bureau ‘Eigen Zaak’ moeten. Dat leek in orde maar het gebeurde alleen niet. Nu staat mijn consulente bekend als laks en deze collega regelt het nu via de nieuwe productieleider. Die schijnt overigens ook wat opdrachten voor de productiehal binnen te hebben gehaald. De locatiemanager trok het niet meer. Vandaag is hij er weer, onze locatiemanager, pistachekleurig overhemd. Hij ziet er redelijk ontspannen uit. Blijkt op vakantie te zijn geweest.
Zieke protesteert
“Je moet luisteren,” De meewerkend voorman verheft zijn stem tegen een vrouw
die drie plaatsen bij mij vandaan aan tafel zit. Ik kijk, ze wil iets zeggen.
Ik heb wel een idee waar het over gaat. Ze heeft van het begin af aan elke dag
geklaagd over pijn. Het hele verhaal komt erop neer dat ze haar niet geloven
en zij moet gewoon komen. Het is allemaal heel vervelend. Ik heb niet het gevoel
dat ik iets kan doen aan deze eindeloze toestand. Het blijft haar woord tegen
dat van hun. Telkens hoor je er iets over maar je kunt niets doen. Het is niet
duidelijk of ze liegt over haar lichamelijke toestand en dat is wel de grondhouding
waarmee ze steeds benaderd wordt. Dat vind ik wel kwalijk. Er is maar één oplossing
en dat is een arts ernaar laten kijken.
Ook haar casemanager van de Sociale Dienst heeft gezegd dat ze haar niet geloofde.
Tegenwoordig is elke ambtenaar of semi-ambtenaar begenadigd met medische kennis,
zou je haast zeggen. Als ik hier iets geleerd heb, dan is het wel over schaamteloosheid.
In de pauze buiten hoor ik van de vrouw dat ze een afspraak gaat maken met een
huisarts. Ze vertelt ook dat uit een of ander onderzoek is gebleken dat er iets
mis is met haar botten. Dat is niet zo best. Ze heeft hier al die weken werk
zitten doen waarbij je telkens dezelfde bewegingen herhaalt. Dat is vast niet
goed als je zo’n aandoening hebt.
Het is niet duidelijk hoe het zit, als je ziek wordt. Bij de evaluatie een
paar weken geleden is daar al naar gevraagd. Daar kwam geen antwoord op, ook
later niet. Wat er over in de reglementen staat, is het volgende. Je moet ’s
ochtends bellen als je ziek bent en dan thuisblijven. Dan kunnen ze een controleur
langs sturen en het kan zijn dat je bij een bedrijfsarts moet komen. Maar tot
nu toe is er nooit een bedrijfsarts geraadpleegd voor zover ik weet en ik vraag
me af of dat via de gemeente gaat of via SagEnn. En, als er een bedrijfsarts
is, hoe de arts het ziet dat consulenten zich uitgeven voor Arbo-controleur.
Misschien is er wel helemaal geen bedrijfsarts.
Wat er gebeurt als we in het gebouw van SagEnn een ongeval krijgen of arbeidsongeschikt
raken, is ook niet duidelijk.
Sommige mensen hier berusten in de situatie. Aan de andere tafel hebben ze
wel schik af en toe. Ik word Gallisch van dat stomme werk. Vandaag stoppen we
brochures in enveloppen die naar homeopathische huisartsen gaan in heel het
land. Als dat klaar is gaan we weer papiertjes in plastic zakjes schuiven voor
de scoobidoo toestand. Saai, saai, saai!!!
Een collega zegt: ”Als ik dit zes maanden gedaan heb, kan ik direct door naar
Wolfheze.” Het is iemand die niet gauw klaagt overigens.
Anderen zeggen dat ze niks te zeggen hebben, of dat de stapels niet snel kleiner
worden want het papier is dun en het plastic is ook dun. En er staan nog vier
grote dozen achter me, zestigduizend plastic zakjes. Ik kijk maar niet teveel
naar die dozen.
De gesprekkenronde is vandaag begonnen. Iedereen krijgt een gesprek met de productieleider en de consulent. Die gesprekken zijn gepland maar als werkloze wordt je van tevoren niet ingelicht over wanneer je aan de beurt bent. Zij kunnen zich dus voorbereiden maar wij niet.
Een collega komt terug van het gesprek en heeft daar een goed gevoel over.
In de kantine hoor ik meer. Het is iemand die een zware last met zich mee torst
door dingen in het verleden. Ze zeggen dat ze dat kunnen merken en willen haar
helpen. We voelen allemaal met haar mee maar wat kun je doen?
Twee anderen hebben ook een gesprek gehad en dat is goed verlopen. Ze schijnen
hier op de hoogte te zijn van schulden, als je die hebt.
“Moet ik alles nou acht keer zeggen!”
Als de papiertjes op zijn gaan we kerstkaarten in doosjes stoppen. De werkverdeling
verloopt niet vlekkeloos. De voornaamste verwarring gaat over het vouwen van
de kaarten. Op de deksel van elk doosje moeten twee kaarten te zien zijn. Die
moeten dubbelgevouwen in een gleuf in het karton geklemd worden. Op een gegeven
moment begrijpen we dat we ook de kaarten voor ín het doosje moet vouwen. Er
volgt een kakofonie van meningen en ideeën. Eigenlijk is het wel grappig maar
sommigen ergeren zich dood. De voorman klaagt dat hij alles acht keer moet uitleggen.
Een ander zegt dat er nog ruzie van komt. Niemand heeft er belang bij en het
kan niemand echt wat schelen hoe het moet, “zeg het maar” maar sommigen balen
wel van het gedoe. Twee weken geleden hebben we ditzelfde werk ook gedaan en
toen liep alles op rolletjes. Uiteindelijk zegt de voorman dat hij het anders
had moeten zeggen.
Het gerucht gaat dat ze iemand hebben weggestuurd. Hij zou tegen kartonnen dozen hebben lopen schoppen. Zelf heb ik daar niets van gemerkt. Ik weet dat bezig waren de ‘rotte appels eruit te halen’ en ik denk dat ze nu een stok zoeken om een hond mee te slaan. Ze schijnen hem ook te pakken op z’n uitkering.
B. schijnt ook gepakt te worden. Ik hoor via-via dat hij een paar dagen kippen
heeft gevangen. Daarna had hij weer terug moeten komen naar de werkfabriek.
Dat heeft hij niet gedaan en daarom zouden ze hem uit de uitkering gezet hebben.
Dit heb ik van horen zeggen.
Of het allemaal waar is, weet ik niet.
We stoppen papieren in enveloppen. Waarschijnlijk mogen we vroeger naar huis. De productieleider wil een gesprek onder vier ogen met mij.
Onder vier ogen
Ik vraag: “Is dit een beoordelingsgesprek?”
Nee, dat krijg ik nog en daar zit mijn consulent bij en de meewerkend voorman.
Blijkbaar is dit een uitvloeisel van onze confrontatie in de kantine. Hij zei
toen dat hij werklozen had ‘gediagnosticeerd’. Aan die term stoorde ik me. We
zijn niet ziek. Het ligt heus niet alleen maar aan ons dat we geen baan hebben.
Hij zegt dat ik veel sneller denk dan de gemiddelde deelnemer hier. En de lange
meewerkend voorman is ook zo’n snelle denker.
We babbelen wat en hij wil wel iets voor me doen. In de Wet Werk en Bijstand
staat dat eenmalige inkomsten verrekend moeten worden met je uitkering. Daar
heb je gewoon recht op. Dat moeten ze doen. Maar ja, er moet wel meer. De praktijk
is dat ze er een puinhoop van maken. Niet alleen bij mij maar ook bij anderen.
Ik ken er genoeg die daar last van hebben. Hij wil me dus een uitdraai van die
wet bezorgen. Ook regelt hij dinsdag een gesprek met mijn consulent erbij.
“Wil jij werken als telefoniste?”
De korte meewerkend voorman komt langs met een papiertje en vraagt aan mij en
aan een andere vrouw of we willen werken als receptioniste/telefoniste. Hij
krijgt van mijn collega haar CV en schrijft onze namen op en loopt weg.
........voor SagEnn?
Eerst gaat het over de baan als telefoniste. Dat blijkt helemaal geen vacature
te zijn. Het is de bedoeling dat we voor SagEnn wat bedrijven in de regio bellen
en vragen wie verantwoordelijk is voor het aannemen van nieuw personeel. Dan
gaat SagEnn volgende week naar die bedrijven toe om persoonlijk een mailing
aan te bieden en een cadeautje. Ik twijfel, vooral omdat ze de suggestie hebben
gewekt dat er een vacature is. Het is pure misleiding, dat is duidelijk. Maar
de compensatie die me geboden wordt, bevalt me eerlijk gezegd ook wel. Dinsdag
kan ik later beginnen. We doen het.
We gaan naar het kantoorgedeelte.
De productieleider vertelt over zijn verleden. Ik zeg: “Jij praat over je persoonlijke
ontwikkeling alsof het een trui is die je gebreid hebt en die nu af is. Maar
volgens mij zijn het draadjes die doorlopen.”
Hij knikt want hij weet dat de draadjes doorlopen.
“Met wie? Een reïntegratiebureau? Nee, geen interesse!”
Dan ga ik bellen. Twee telefoontjes onthoud ik. Één bedrijf zegt al zaken te
doen met SagEnn. Ik voel me voor paal staan. En ik spreek een eigenaar-directeur
die ‘niks maar dan ook helemaal niks’ meer te maken wil hebben met reïntegratie.
Hij heeft een werknemer gehad via het UWV. Die viel weer terug in de WAO en
nou willen ze hem laten opdraaien voor de kosten. Dat vindt hij niet eerlijk
en als het moet komt de rechter eraan te pas: “Dan ga ik achter het bankje staan
hoor.”
Om één uur gaan we naar huis.